In de gang overval ik Mara Groenewegen. “Natuurlijk heb ik tijd voor een interview,” zegt ze enthousiast. “Maar mag ik ondertussen wel even mijn toetsen vouwen?” Typisch Mara: praktisch, energiek en altijd bezig.

Mara is 48 jaar en vindt van alles leuk op school. Ze is docent geschiedenis en maatschappijleer, mentor van klas 1v3, lid van de activiteitencommissie, organisator van het duurzaamheidsproject, begeleider van het VVV-uur Wolfert Bakt, GMR-secretaris én neemt volgend schooljaar het debatteam over van haar gewaardeerde collega Maarten van Gulik. Fulltime werken? Ja, geen probleem – dat doet ze ook nog.

Voordat we echt beginnen, zegt ze: “Niet te veel oppoetsen hoor, ik hoef niet te shinen.” Dat typeert haar. Wat je ziet, is wat je krijgt. Sterk, eerlijk en met een groot rechtvaardigheidsgevoel. Als ze geen docent was geworden, was ze misschien wel politieagent of minister-president geworden. “Ik kan echt niet tegen pesters,” zegt ze resoluut.

Mara praat vlot en enthousiast. Op een gegeven moment vraag ik haar wat ze eigenlijk van het interview vindt. “Kan spannender,” lacht ze. Dan volgt er een vrolijk verhaal over thuis: een echte rugbyfamilie. Haar partner, zoon en dochters spelen of speelden rugby. Zijzelf niet, maar ze doet wel vrijwilligerswerk binnen de sport. “Mooie, ruige sport. Maar nee, ik kan absoluut niet tegen bloed,” zegt ze lachend.

Water is meer haar ding. Ze zwemt vaak in zee – al slaat ze de winter over. En in de keuken zingt ze uit volle borst mee met Hollandse hits, maar ook met Dolly Parton en Prince, haar grote favoriet sinds haar jeugd, samen met haar broer. Koken en bakken doet ze graag, net als bewegen. Dagelijks sport ze: Zumba, spinning, wandelen of zwemmen. Geen wonder dat ze “energie voor tien” heeft.

Zeventien jaar geleden werd ze gevraagd om te komen werken op het toen net opgerichte Wolfert Lyceum. Ze begon als zorgcoördinator, maar groeide al snel in meerdere rollen. Ze deed havo, hbo-geschiedenis en studeerde vervolgens economische geschiedenis aan de universiteit, maar alleen haar scriptie bleek een struikelblok. Haar droom om bij de zedenpolitie te werken ging niet door (“Ik was te klein”), maar haar wens om mensen te helpen bleef. “Ik maak me sterk voor kinderen,” zegt ze vastberaden.

Voor ze op Wolfert begon, werkte ze bij Parnassia in een gesloten inrichting in Monster en later in het speciaal onderwijs in de wijk Feijenoord/Nieuw-Zuid. Daarna gaf ze les op Hugo de Groot en Thorbecke. Thuis kreeg ze dochter Mare (nu 19) en tweeling Beer en Rive (15), een jongen en een meisje. “We dachten aan vijf kinderen, maar dit voelde goed zo.”

Op school geniet ze vooral van het contact met leerlingen. “Elke dag is er wel iemand voor wie ik iets kan betekenen. Dat vind ik het mooiste.” Wat vindt ze leuk in de klas? “Als we met z’n allen lachen, dat is echt goud waard. En dat ‘aha-moment’, als ze ineens snappen wat ik bedoel.” Minder leuk? “Pesten. Daar heb ik echt een allergie voor. Ik wil graag dat ieder kind zich thuis voelt.”

Deze zomer gaat ze naar Frankrijk (ze boekte net een vuurwerkshow in Versailles), varen in Friesland, catamaranzeilen, suppen én naar de Sneekweek om naar het skûtsjesilen te kijken. Ondertussen heeft ze ook nog plannen om even te luisteren bij de schoolband op 17 juli, want dat had ze beloofd.

Wat ze graag zou willen op school? “Meer ruimte voor muziek, sport om de dag mee te starten of te eindigen – ook voor personeel – en een atelier. Dat zou geweldig zijn.”

En dan is er natuurlijk nog de diploma-uitreiking, waar ze alweer naar uitkijkt. “Wie niet?” Al jaren organiseert ze die samen met leerlingen van de activiteitencommissie. “Het succes zit in de leerlingen zelf. Ze hebben eigenaarschap, maken keuzes en uiteindelijk hak ik met mijn collega’s de knoop door. Fantastisch om te zien.”

De school is gegroeid, collega’s zien elkaar minder vaak en sommige dingen moeten strakker geregeld worden. “Maar de sfeer blijft informeel, het werkt en leerlingen weten mij/ons nog steeds te vinden.”

door: Jackie van der Gaag